Gisteravond was de 6e meet-up van Nederlandstalige Obsidian gebruikers. Net als de editie van afgelopen december vond deze meet-up plaats onder de vlag van de Digitale Fitheid community en de KNVI (Koninklijke Nederlandse Vereniging van Informatieprofessionals).
De vorige keer was ik een van de facilitators, dit keer was de begeleiding in handen van Martijn Aslander en Lykle de Vries. Dat gaf mij gelegenheid meer inhoudelijk mee te doen, en dat was prettig.

Het recept was hetzelfde als wat Marieke van Vliet en ik de vorige keer improviseerden: aanwezigen droegen aan het begin een onderwerp aan, en vervolgens mocht iemand telkens iets kiezen uit de lijst (maar niet het eigen onderwerp). Zo komt een divers lijstje onderwerpen tot stand, en zorg je ervoor dat een bredere groep aan het woord komt.

Iemand vroeg of je Obsidian ook op een USB stick kunt draaien. Dat je je vault op een stick hebt, en dan op systemen waar Obsidian staat die kunt openen inclusief alle plugins etc. Ik stelde voor dat ter plekke te proberen, en het antwoord lijkt ja te zijn. Deed me denken aan de wiki-on-a-stick experimenten die ik lang geleden deed rondom het ‘patchwork portal‘, waarbij wiki’s met een lokale kleine webserver op een stick werden uitgedeeld waar anno 2005 nog geen of heel weinig internet verbinding was.

Ik was zelf benieuwd of mensen n.a.v. de PKM Summit in maart meer zijn gaan doen met de visuele technieken die Zsolt Viczián met zijn Excalidraw plugin toen liet zien. Met name was ik geïnteresseerd in of mensen bestanden tegelijkertijd als tekst en als visueel element gebruiken (hier uitgelegd door Nicole van der Hoeven). Twee deelnemers lieten het e.e.a. zien. Zelf heb ik een sneltoets voor het schakelen tussen tekst en visueel ingesteld, maar dat zag ik hen niet doen. Dat zegt me dat ze die switch weinig maken. Ik zal er zelf eens iets over schrijven in meer detail, met twee recente voorbeelden hoe dat waardevol voor me was en heel prettig en wrijvingsloos voelde.

Maarten den Braber was een van de aanwezigen die liet zien hoe hij bepaalde zaken in zijn workflow automatiseert, vanuit hetzelfde principe dat ik hanteer: geen dingen doen die uniek zijn voor Obsidian, je moet altijd ook met je platte tekst bestanden uit de voeten kunnen. Hij liet de PDF++ plugin zien, en die moet ik zeker eens onderzoeken en vergelijken met hoe ik momenteel Zotero gebruik.

Muhammed Kilic liet zien hoe hij over meerdere apps heen dezelfde tags, links en indexes gebruikt. Hij noemde daarbij hoe ik dat ook doe in mijn hypothes.is annotaties (links naar bestaande notes, taken, tags opnemen waardoor het in Obsidian meteen in context staat), maar liet zien dat hij dat ook in Zotero doet. Dat doe ik niet in mijn annotaties daar, en toen hij het liet zien vroeg ik me af waarom eigenlijk. Ik link wel vanuit Obsidian naar Zotero, maar in mijn annotaties verweef ik in Zotero mijn notes en tags veel minder. Eens over nadenken, en uitproberen.

Tot slot merkte ik dat het in een groepsgesprek als dit lastig is om min of meer standaard ook te laten zien wat je beschrijft. Je moet je dan maar voorstellen wat iemand daadwerkelijk doet, ipv het te zien. Voelen we ons kwetsbaar in het tonen van onze tools en werkwijzen? Het aantal malen dat ‘tell’ ook met ‘show’ werd ondersteund was daardoor beperkt, en dat is jammer vind ik. Voor een volgende keer zou het ook leuk zijn om in plaats van over aspecten te praten eens iets van ieders gehele implementatie te zien, en daar vragen over te stellen.

Bookmarked Why te database version and how it’s going (by Tienson Qin)

Long time blog buddy Jörg Kantel, aka der Schockwellenreiter, points to the discussion above, on how Logseq is moving away from running on top of you file system towards a database tool. I understand how that may help solve the issues they indicate w.r.t. collaboration and synchronisation, but like Jörg I don’t like it when my stuff is locked away in some database structure I don’t have ready acces to from inside other apps and scripts. It’s why e.g. Joplin is out of bounds for me. For Jörg it’s even more key I think, as he seems to be blogging directly from his markdown files. (I write my blogposts in markdown in Obsidian, but have a micropub script to push it one time / one-way to my website.)

There’s an intriguing remark further down that page that they will maintain both the markdown files and add a database on top, to provide other tools access. I wonder how that will work in practice, and how it impacts the things they intend to solve with the database. I use the closed source Obsidian, and it too has some data stored outside the files that keeps track of graphs etc., and I wonder if this is what they mean or not.

Jörg is looking at Foam as a result. When I started using Obsidian a few months after its launch in March 2020, Foam was more like an idea on top of VS Code editor than an application. I could be tempted to look at Foam again, but using VS Code as its base is something that doesn’t appeal to me.

We’ll continue to support both file-based and database-based graphs, with a long-term goal of achieving seamless two-way sync between the database and markdown files. This will allow you to leverage the benefits of the database version while still being able to use other tools

Tienson Qin

Vorige week was ik te gast in een RADIO webinar over persoonlijk kennismanagement in het kader van de maand van de Digitale Fitheid. Hieronder vind je wat ik daar besprak. Je kunt het webinar over PKM ook terugkijken, bijvoorbeeld parallel aan het onderstaande.

Het webinar heette Word PKM kampioen. Maar een dergelijk kampioenschap win je niet t.o.v anderen. Je wint het t.o.v. jezelf. En ik kan je dus ook niet leren hoe je kampioen wordt. Ik kan wel laten zien wat ik doe en waarom, en hoe dat voor mij werkt. Om je eigen reflectie op persoonlijk kennismanagement te voeden.

Zolang ik kan schrijven maak ik aantekeningen. Dit is mijn oudste ‘daily note’ die ik nog heb. Van 10 juli 1977. Ik had een hagedis gezien. Met een streep op zijn rug. De volgende dag vermeldt het zien van een ree.
Dit is natuurlijk nog geen persoonlijk kennismanagement laat staan een systeem voor pkm, maar gevoelsmatig heeft mijn huidige systeem wel hele diepe wortels.

Evenzo heeft Persoonlijk kennismanagement een lange geschiedenis.
De Romeinen namen over wat de Oude Grieken al deden en namen het bedenken van argumenten, het in onderlinge verhouding plaatsen en het onthouden ervan op in wat ze vervolgens Retorica noemden.
Erasmus adviseerde common place books in de Renaissance toen papieren notitieboeken verkrijgbaarder en normaler werden.
Het eerste voorbeeld van losse stukjes informatie bewaren en recombineren, zoals index kaarten of tegenwoordig ‘atomic notes’ is bewaard gebleven uit de 16e eeuw. Persoonlijk kennismanagement was kortom redelijk gewoon, en het werd ook onderwezen. (Voor een leesbare geschiedenis van dit soort dingen kan ik The Notebook van Roland Allen aanraden.)

Maar we raakten het zicht op persoonlijke kennis kwijt in het collectief bewustzijn. In de 19e en 20e eeuw was er veel meer focus op wetenschappelijke algemene kennis, kennis die we als maatschappij hadden. En al deden al die wetenschappers vaak wel aan PKM, was dat niet heel zichtbaar, en werd het niet meer onderwezen. Polanyi sprak in de jaren 50 en 60 over persoonlijke kennis en tacit knowledge (PDF), kennis die in de persoon rust, in tegenstelling tot alleen objectieve kennis in de buitenwereld. Dat onderscheid is voor mij belangrijk.

Het gaat bij PKM niet om feiten en weetjes alleen of op zichzelf staand, maar om de betekenis die ik aan iets hecht en bovenal waar ik dat mee verbind. Ik vlecht de dingen die ik tegenkom in een netwerk van betekenis. Vergelijk het met Connectivism van George Siemens, en het netwerkdenken m.b.t. leren van Illich en Wenger.
Want daaruit komt handelen voort.

Ik las begin 2000 het boek The New Organizational Wealth, van Karl Erik Sveiby uit 1997. Het boek gaat over kennismanagement in (grote) bedrijven, maar hij begint vanuit de kennis van een individuele professional, en hoe die om te interacteren met de buitenwereld en de interne organisatie structuren nodig heeft die je dan organisatie kennismanagement noemt.
Sinds die tijd is mijn werkdefinitie van kennis het eigen handelingsvermogen.
En zie ik de professional als beginpunt.
Dit is ook het moment geweest waar op ik voor het eerst naar PKM als een systeem ben gaan kijken. In plaats van de stapels losse notities die ik op papier en digitaal van de meer dan tien jaren daarvoor had.

De kijk van Sveiby maakt de P in KM primair. De professional als individu zelf. Diens kennis, vaardigheden en ervaring. Diens persoonlijke kennis. Met gereedschappen en structuren die interactie met de wereld mogelijk maakt. Die focus op mij als professional maakt ook dat ik kenniswerk als ambacht opvat. Het is iets dat ik als professional zelfstandig uitvoer, met anderen. Het gaat om het eigen handelingsvermogen. Een kenniswerker is geen uitwisselbaar radertje in de machine.

En het maakt mijn eigen gereedschapskeuzes in dat kenniswerk erg belangrijk. Een ambachtsman heeft een sterke mening over, en band met diens gereedschap. PKM is dus in eerste lijn voor mij een systeem. Een systeem van methodiekjes ondersteund door tools. Die gereedschapskeuzes moeten aansluiten bij mijn systeem, en hebben er daarna ook wel invloed op.

Zo zag mijn systeem er een paar jaar geleden uit. Ik ben altijd nieuwsgierig hoe anderen naar hun PKM kijken: als systeem of juist niet, of als tool bijvoorbeeld.

Er zit een bepaalde flow in mijn systeem. Mijn systeem koppelt informatiestrategie met doelen en interesses, en via inzichten met uitvoering en outputs. En dat voert weer terug naar mijn interesses en doelen.
De kenniskant zie ik als kern van mijn PKM systeem, de uitvoering is het omhulsel. Waar ik het nu niet over ga hebben is die uitvoeringskant. Ik richt me op de kenniskant: het tot me nemen, verteren en weer gebruiken van informatie en kennis.

PKM is niet informatie opslaan, maar inzichten maken met je informatie, en die inzichten inzetbaar maken. Dat is het perspectief dat ik hanteer.

Een paar woorden over gereedschap. Dat is heel belangrijk, je tools moeten jou ondersteunen. Maar tools veranderen ook met de tijd dus wees er niet afhankelijk van.
Op dit moment gebruik ik Obsidian, en dat is een soort terugkeer naar begin jaren negentig toen ik losse tekstfiles maakte met een teksteditor. Dat voelt comfortabel. Ik heb lang Evernote gebruikt, maar meer dan de helft van die tijd was ik op zoek naar een ontsnapping aan Evernote.
Ik weet dat tools veranderen dus het moet makkelijk zijn om andere tools te gaan gebruiken. Alle tools verdwijnen of houden op te voldoen.
Mijn website is het meest stabiele gereedschap gebleken, nu 22 jaar.

Ik heb PKM lang als uitdrukking van activisme beschouwd, omdat een kenniswerker een activistische houding moet hebben. Verantwoording nemen voor je acties, in lijn met je doelen en interesses, om de omgeving zo te vormen als je waardevol acht.
Tegenwoordig zeg ik vaker dat een kenniswerker een autonome ambachtsman moet zijn.

Mijn PKM maakt mijn autonomie omdat ik er mijn eigen interesses in bepaal en vervul, en mijn eigen reflectie en kennis vormgeef. Ongeacht mijn werkomgeving.
Mijn PKM borgt mijn autonomie omdat ik mijn eigen toolset bepaal. Ik neem het mee als ik ga.

Dus dat is wat ik zie als ik naar mijn systeem kijk en er over denk.
Een logische flow van interesses naar uitvoering en terug. Die me autonomie geeft en handelingsruimte.

Mijn systeem is stabiel maar niet statisch. En niet bij het begin zo ontworpen, het is ontstaan, het past zich aan aan mijn behoeften. De systeemblik is daarbij noodzakelijk als feedbacklus.

Mijn PKM heeft een primair waardevol effect:

  • Rateleffect door dingen vast te leggen in mijn termen. Een ratel kan maar 1 kant op draaien, dat is het gevoel bij mijn PKM systeem, het kan alleen vooruit, bouwt voort op al het voorgaande.
  • Daardoor minder reconstructietijd , en dus meer constructie als ik ergens mee aan de slag ga. Ik ben niet veel bezig met hoe iets ook weer zat en wat ik er ook al weer over had gezegd. Dat kan ik snel bij elkaar brengen.

Leuk natuurlijk, zo’n systeem overzicht. Maar hoe ziet dat er dan uit in de praktijk?
Ik wil hier een paar dingen van laten zien. Ik ga het daarbij hebben over frictie tijdens het werken, over verrassing, over kleine gewoonten voor de latere mij, over structuur en over de noodzaak van ongeordendheid.

Ik hanteer een lijstje interessevelden, dat geeft mijn aandacht een intentie mee. Dat levert mij een bril op de wereld die overzicht geeft in de thema’s die me boeien. En dat voedt het ontstaan van wat ik ‘grote verhalen’ noem. De onderwerpen en mijn perspectief daarop die op enig moment leidend zijn in mijn output. Vroeger bijvoorbeeld kennismanagement en complexiteit of open data, tegenwoordig meer Europese data spaces en wetten.

Veel materiaal lees ik via andere mensen. Ik volg zo’n 400 mensen die ik interessant vind online via RSS. Wat zij schrijven en delen is dan voorgeselecteerde input, een sociaal filter. Een lens in de bril die mijn interesselijst geeft. Zij verwijzen me naar boeken, papers, argumentaties en gebeurtenissen.

Die interessevelden zijn een beetje zoals Feynman’s 12 vragen en oplossingen. Binnen deze interessevelden ‘jaag’ ik op Surprisal, een begrip van Claude Shannon, voor informatiegehalte. Informatiewaarde is iets in het oog van de ontvanger en die reageert op verrassing, afwijking en contrast met wat die eerder tegenkwam.
Dat voorkomt informatie-overload, maakt er een overvloed van. Alles buiten mijn interessegebieden en wat me daar Surprisal geeft kan ik negeren. Als het belangrijk is komt het vanzelf weer langs.
Bij elk interesseveld is een brug naar bredere kennisbasis belangrijk en hoe ik het ook praktisch kan benutten.

Interesses zijn emergent, komen boven drijven met de tijd. Als ik inkomende informatie bewaar, dan schrijf ik er bij wat me opviel. Als ik al direct associaties heb met bestaande notities, tags of personen, zet ik dat erbij. Zie de voorbeelden in de slide. Zo bouw ik meteen verbindingen in mijn systeem. En bovenal helpt het me dingen terugvinden in mijn eigen woordgebruik. In plaats van moeten zoek in de woorden van de auteur van opgeslagen stukjes tekst. Die eigen annotaties hoeven niet begrijpelijk te zijn voor een ander, ze dienen mij en mijn toekomstig zelf.

Als je een hoarder bent, alleen verzamelt en nooit iets gebruikt, is dit denk de eenvoudigste PKM tip. Schrijf er bij waarom je het hebt bewaard. Het verandert verzamelen in cureren. Je doet je toekomstig zelf er een plezier mee.

Uiteindelijk wil ik alles in 1 plek samenbrengen, tegenwoordig is dat in Obsidian mijn huidige notitietool.
Dat samenbrengen moet makkelijk zijn en heb ik dus zoveel mogelijk geautomatiseerd om frictie te verminderen. Maar bij alles wat ik samenbreng staat mijn eigen annotatie.

Ik heb een folder structuur die een mix is van inboxes, van mijn kennis en informatie brokjes (Garden of the Forking Paths en Notes) en mijn werk (4TGL), mijn aandachtsgebieden (Gettings Things Done-achtig zoals Gezin, reizen etc.), en van werkorganisatie (GTD en 12WY).
Het merendeel van deze folders is wederom ontstaan, en ik vind mijn weg er blind in. Jullie denk ik niet.

Het lezen en verwerken van annotaties bij inputs tot eigen notities is het denkwerk, het kenniswerk.
Ik volg daarbij mijn energie, maar maak er wel ruimte voor in mijn tijd. Elke ochtend voor het ontbijt, elke vrijdagochtend. Het schrijven is het denken, niet het resultaat er van.
Concepten krijgen een leesbare titel, zoals in het plaatje “Het Web deed me eerst niets 19930930101512”.
En ik laat gebruiks- en denk-sporen achter zoals in de afbeelding: een notitie uit 1993 dat ik eerst niet onder de indruk was van Mosaic en het WWW, is in 2013 en 2024 aangevuld met hoe ik het zelf gebruikte in een presentatie om aan te geven hoe open data gelijksoortig is aan het Web m.b.t. handelingsvermogen, en hoe iemand anders enkele weken geleden de vorming van Europese data spaces in dezelfde termen vatte.

Structuur komt voort uit het denken.
Dit is lastig, hier zit frictie, maar het onder woorden brengen van mijn inzicht is volgens mij het werk. Ik beschouw structuren maken als een resultaat van denkwerk. Structureren is leren zien. Het is een opbrengst.

Links in notities maken bijvoorbeeld de lokale graph bruikbaar, vooral bij het schrijven van een notitie omdat het verdere associaties oplevert. Maar ik stel ook onderweg notities op die ik ‘olifantenpaadjes’ noemen, waar ik dingen die ik bij elkaar vind horen bij elkaar breng. Dat kan tijdelijk zijn of vastere vorm hebben.

Structuur als resultaat betekent ook dat als je naar mijn materiaal kijkt en verzucht, “maar dat kan ik nooit opbouwen“, dat ik dat ook niet kan. Het is het resultaat van jaren kenniswerk. Niet een ingevulde sorteerkast, maar het benoemen van constellaties die je in je werk ziet opdoemen.

Het ratel effect waar ik het eerder over had, de primaire waarde van mijn PKM, ontstaat door te beginnen met zoeken in eigen aantekeningen en materiaal. Wat ik vind breng ik bijeen in een notitie, al dan niet tijdelijk. Dat brengt me sneller naar het kunnen werken met spullen, in tegenstelling tot reconstructie van wat weet ik over iets en waar ik dat ook weer had.

Dat werken met mijn materiaal leidt tot outputs in verschillende vormen. Tijdens gesprekken betrek ik vaak materiaal uit mijn PKM systeem, om het gesprek te verrijken. Informatie die ik verwerk kan ook leiden tot kleine taken als iets met iemand delen. Bij het maken van documenten begin ik veelal met het opstellen van outline waarin verwijzingen staan naar elementen die ik al heb. En er komen rechtstreekse outputs uit mijn PKM systeem. Ik schrijf blogposts in mijn notities, en ook een handreiking over wetgeving voor een klant. Die worden vervolgens automatisch gepubliceerd. Dingen vanuit mijn PKM systeem naar buiten krijgen, over de rand van mijn systeem heen is net als aan de ingang een plek waar ik frictie graag reduceer.

Frictie wegnemen doe ik dus op 3 plekken wel, en op 1 plek nooit:
Aan de in- en uitgang is het belangrijk dat het makkelijk is om over de grens van mijn PKM-systeem heen te komen. En binnen in mijn systeem moet het makkelijk zijn om dingen te vinden, bij elkaar te brengen en te gebruiken.
Maar dingen in eigen woorden formuleren, en nadenken over de verbanden tussen verschillende dingen die me opvielen, dat is het kenniswerk en het ambacht, daar heeft automatisering geen plaats.

Ik heb het over zoeken en vinden gehad, en structuren in mijn notities als emergent resultaat van mijn werken met notities.

Voor mij is deze uitspraak over structuur van Harold Jarche die al ruim 20 jaar schrijft over PKM erg belangrijk. Stop met het bouwen van onverdiende structuur.

Structuur is er volgens mij niet om rommel te voorkomen, maar om lokaal orde aan te brengen en uitsluitend wanneer dat nuttig is.
Al helemaal als je begint met PKM: je snijdt mogelijkheden af en bouwt falen in met een tevoren bedachte structuur. Structuur op voorhand wordt meestal een dwangbuis, en het vergt discipline om te gebruiken. Noodzakelijke discipline op ieder moment is een faalfactor voor je systeem.
Structuur die jou helpt daarentegen is als een stijger die meegroeit met wat je bouwt. Structuur is gewoon ook een gereedschap, en vaak maar tijdelijk nuttig.

Bovendien we hebben het over Pkm, met het accent op de P, en voor jezelf ben je redelijk voorspelbaar. Die structuur van jouw denkwijzen is al heel nuttig, en pas je al toe op je systeem van buitenaf. Jij moet er mee kunnen werken, niet een ander.

Ongeordendheid is tot op zekere hoogte zelfs noodzaak in kenniswerk.
Ongeordendheid levert Surprisal en dat is precies de bedoeling. Het is hoe je leert en tot nieuwe dingen komt. Een atelier is geen cleanroom.

De socioloog Niklas Luhmann, in PKM kringen bekend van zijn enorme verzameling notities, noemde zijn Zettelkasten een communicatiepartner (PDF), maar hij zei ook dat gesprekspartners elkaar moeten kunnen verrassen.
Daarom moet je kunnen dwalen in je notities, op zoek naar surprisal. Geordend werken komt daarna.

Tot slot mijn suggesties om jezelf tot kampioen van je eigen PKM te maken.

  • PKM helpt de autonomie van de kenniswerker. Als ambachtelijk persoon zorg je voor je eigen gereedschap.
  • Een systeem van inputs naar verwerken en outputs leidt met de tijd tot resultaat.
  • Structuur is een resultaat van werken.
  • Neem de juiste frictie weg.
  • Wees aardig voor jezelf. Klein beginnen is bij PKM nodig. Je maakt het groter wanneer dat voor je leren en kenniswerk nuttig is.

Hieruit wil ik twee PKM-methodiekjes aanwijzen die altijd waardevol zijn, ook als je start of geen expliciet systeem hebt.

  1. Noteer bij alles wat je bewaart in eigen woorden wat je verrast of aanspreekt.
  2. Begin als je info zoekt altijd in je eigen spullen.

En dat wil ik ook als vraag aan jullie stellen:
Welke kleine gewoonten helpen jou in jouw systeem veel? Wat maakt jou tot PKM kampioen van je eigen kennisambacht?

Je kunt de slides van dit webinar downloaden als PDF

On the Obsidian forum I came across an intriguing post by Andy Matuschak. Matthew Siu and Andy have made an Obsidian plugin to help with sensemaking and they are looking for people with use cases to test it out.
I filled out the survey saying I had a large variety of notes about EU data law, digital ethics, and (data) governance, which I need to make sense of to guide public sector entities. They asked about online traces of me as well. Soon Matthew reached out and we decided on a time for a call.

And that is how I ended up working in Obsidian for an hour while Matthew and Andy were watching my shared screen. Sort-of how I once watched Andy work through his notes after reading a book. They’re on the US west coast, so with the nine hour time difference it was 22:00-23:00 hours here, which plus my cold meant I wasn’t as focused as earlier in the day. It also feels slightly odd to me having people watch me while doing actual work.

Because that was what I did, doing some actual work. Using notes from several conversations earlier this week, plus EU legal texts and EU work plans, and notes from workshop output from over a year ago, I was working towards the right scope of a workshop to be held early March.

The plugin I tried out is called the Obsidian reference plugin.
It allows you to select something in one note, and paste it in another. It links back to the source, is uneditable where you paste it, and marked where you copied it. When you hover over it, it can preview the snippet in its original context, when you click it the source opens/focuses in another tab. It seems a simple thing, and similar to block transclusion/references, yet still it had some interesting effects:

  • Initially I saw myself using it to cut and paste some things from different notes together in a new note. This is a bit like canvassing, but then solely in text, and focused on snippets rather than full notes.
  • The snippets you paste aren’t editable, and the idea is you can paraphrase them, rather than use them as-is like in block transclusion. I did a bit of that paraphrasing, but not a lot, it was more like gathering material only. Perhaps as I was bringing together parts of my own (conversation) notes. I can see that when going through the annotations of a source text, this can be a second step, thinking highlights and annotations through, remixing them, and come up with some notions to keep (see second to last bullet).
  • It was easy to bring in material from a range of notes, without it becoming hard to keep an overview of what came from where. This is I think key when comparing different inputs and existing own notes.
  • Once I was interacting with the collected material, my use of additional snippets from other notes shifted: I started to use them inline, as part of a sentence I was writing. This resembles how I currently use titles of my main notions, they’re sentences too that can be used inside another sentence, as a reference inside a flowing text rather than listed at the end. I often do this because it marks the exact spot where I think two notions link. This means using smaller snippets (part of a phrase), and it is possible because the reference to the source is kept, and its context immediately accessible through hovering over it.
  • Discussing this effect with Matthew and Andy I realised another use case for this plug-in is working with the content of the core of my conceptual notes (that I call Notions) inside project or work notes. Now that reference is only to Notions as a whole. Adding a snippet makes a qualitative difference I want to explore.
  • You can collapse the snippets you create, but I didn’t do that during the hour I let Matthew and Andy watch me work. I can imagine doing that if I’m working through a range of snippets to paraphrase or use. I can see this being useful when for instance collating results from in-depth interviews. For my World Bank data readiness assessments the report was based on snippets from some 70 (group) interviews. A lot of material that I would mine along the lines of ‘what was said about X across all these conversations’, or ‘what assumptions are voiced in these interviews regarding Y’.
  • I spent the hour working with notes mainly from conversations, which are often pseudo-verbatim with my associations and questions I had during the conversation mixed in. Reading old notes often allows me to be ‘transported’ back into the conversation, its setting etc in my memory. Being able to glance at a snippet’s context from conversation notes as I work with it, and getting transported back into a conversation, felt like a rich layer of potential meaning being made easily available.
  • What I created in the hour was something I otherwise likely wouldn’t have. I was able to build or at least start a line of detailed argumentation for both the scope of the workshop in March I was working on this hour, as well as a line of argumentation to be used within that workshop to show participants why taking EU developments into account is key when working on a regional or local issue with data. In a more explicit way and I think I might otherwise have come up with a ‘result’ rather than the path to that result. ‘Thinking on paper’ in short. Useful stuff.
  • Reflecting on all this afterwards before falling asleep, I realised that a key way to use this is connected to the video I linked to above in which Andy gathers his thoughts and notes after reading a book: reflecting on an article or book I just read. A key part of the work there is seeking out the friction with previous reading and Notions. Not just to work with the annotations from a book as-is, but also the messy juxtaposition and integration with earlier notes. Then bringing in snippets from here and there, paraphrasing them into some sort of synthesis (at least one in my mind) is valuable. Collapsing of snippets also plays a role here, as you work through multiple annotations and ‘confrontations’ in parallel, to temporarily remove them from consideration, or as a mark of them having been used ‘up’.
  • Once you delete a snippet, the marking at its source is also removed, so if a link to source is important enough to keep you need to do that purposefully, just as before.

I realised I had an ical file of all my appointments from the period I used Google Calendar from January 2008 when I started as an independent consultant, until February 2020 when I switched to the calendar in my company’s NextCloud.
I never search through that file even though I sometimes wonder what I did at a certain moment in that period. After a nudge by Martijn Aslander who wrote on a community platform we both frequent about back filling his daily activities into Obisidian for instance based on his photos of a day through the years in his archive, I thought to import that ical file and turn it into day logs listing my appointments for a date.

I tried to find some ready made parsers or libraries I could use in PHP, but most I could find is aimed at importing a live calendar rather than an archived file, and none of them were aimed at creating an output of that file in a different format. Looking at the ical file I realised that making my own simple parser should be easy enough.

I write a small PHP script that reads the ical file line by line until it finds one that says BEGIN:VEVENT. Then it reads the lines until it finds the closing line END:VEVENT. It then interprets the information between those lines, lifting out the date, location, name and description, while ignoring any other information.
After each event it finds, it writes to a file ‘Daylog [date].md’ in a folder ./year/month (creating the file or appending the event as a new line if the file exists). It uses the format I use for my current Day logs.
Let it repeat until it processed all 4.714 events in my calendar from 2008 to 2020.


A screenshot of all the folders with Daylogs created from 2008-2020


Screenshot of the newly created Daylog for 20 February 2008, based on the appointments I had that day, taken from the calendar archive. This one mentions a preparatory meeting for the open GovCamp I helped organise that year in June, which kicked off my work in open data since then.

Bookmarked a message on Mastodon by David Speier

David Speier is a freelance journalist who researches the German far right. In this thread on Mastodon he describes the work they’ve done to check statements from interviews with a former far right member, and to connect them to other source material (photos from events, other people, reports etc.). Of interest to me here is that they used Obsidian to map out people, groups, places, events and occurrences, to verify, to see overlaps and spot blind spots. Nice example of taking something that is inherently text and image based and use Obsidian to ferret out the connections and patterns. There are some topics that currently pop-up in my work in very different projects, and more purposefully teasing out the connections like in this example seems a useful notion.

In einer #Obsidian-Datenbank haben wir Kontaktpersonen, Gruppen, Orte und Ereignisse zusammengeführt. Mehr als 70 umfangreiche Belegdokumente untermauern die einzelnen Aussagen von „Michael“

David Speier