Digitale autonomie klinkt mooi en noodzakelijk. In de praktijk maken product managers en IT-managers keuzes op andere gronden dan ‘autonomie’. Een klassiek geval van een weging moeten maken tussen iets dat abstract is (‘autonomie’), versus iets dat veel concreter en vertrouwder is voor degene die een beslissing neemt (‘total cost of ownership’ bijv.). Bij digitale ethiek zie ik dat ook vaak, en in wegingen t.a.v. de AVG ook. Het concrete wint het dan meestal van het abstracte of algemene. Omdat je verschillende categorieën van dingen aan het vergelijken bent en we daar slecht in zijn.

Hoe maak je digitale autonomie tastbaar genoeg om het op directieniveau besproken te krijgen? Door de te vergelijken aspecten wel vergelijkbaar te maken. Recent kreeg ik een inkijkje in hoe dat binnen een grote uitvoeringsorganisatie is gegaan.

Startpunt was de probleemstelling: de keuze voor bepaalde digitale diensten o.b.v. louter financiële en technische factoren leidt tot afhankelijkheden. Dit introduceert operationele en financiële kwetsbaarheden, omdat er beslissingen buiten de eigen organisatie kunnen worden genomen die rechtstreeks de eigen primaire operationele processen stil kunnen leggen.

Het digitale stapelmodel uit de Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA, 2023 Ministerie van Economische Zaken) is als hulpmiddel bij de analyse ingezet.

Het stapelmodel maakt onderscheid in lagen, van grondstoffen onderin via infrastructuur naar data en applicaties.

De analyse keek naar twee assen op elk van die lagen: is de organisatie ervan of niet? doet de organisatie het zelf, of doen ze het niet zelf?

In dit geval is de organisatie zelf op het vlak van data en toepassingen zeer actief, en dat behoort ook tot de kern van wie ze zijn. Maar ze besteden ook veel uit. In mindere mate geldt hetzelfde voor ‘zachte infrastrctuur’. Ze zijn niet van de harde infra, en hardware, en al helemaal niet van grondstoffen, en doen daar ook vrijwel niets zelf.

En wat was de verandering in de afgelopen jaren?

In bovenstaande plaatje zie je dat er op de vlakken van data, applicaties en zachte infrastructuur meer is uitbesteed in de afgelopen jaren. Daarbij is men ook zelf veel blijven doen m.b.t. data en applicaties, maar op het vlak van zachte infrastructuur is men minder zelf gaan doen en zijn bepaalde activiteiten gestopt.

Om afhankelijkheden te verminderen (m.n. daar waar je ‘er van bent’ maar wel veel uitbesteed), kun je benoemen of je de verandering wilt omkeren, en of je dat samen met anderen wilt doen. In onderstaande plaatje bijvoorbeeld, zelf volledig op de data focussen, t.a.v. applicaties zelf veel blijven doen, minder uitbesteden en meer samenwerken in de keten, en t.a.v. zachte infrastructuur minder zelf doen, meer samenwerken in de keten, en minder uitbesteden.

Hieruit volgen in een discussie makkelijker elementen van een uitvoerbare strategie, en concretere afwegingen t.a.v. inkoopvereisten die je aan anderen stelt, kennisontwikkeling in de organisatie, en samenwerkingsverbanden met ketenpartners.