Een mooi interview met Sylvana Simons in het NRC, en gisteren een goed gesprek bij DWDD. Van de haat die over haar uitgestort wordt begrijp ik niets, dat zero-sum denken dat de plek en erkenning die de één vraagt jóuw onderdrukking betekent, en je dus vanuit je hersenstam van je af bijt alsof je in gevaar verkeerd. Haar aansluiting bij DENK in 2016 vond ik ondoordacht, en haar kort daar weer op volgende afsplitsing ‘om meer verbindend te zijn’ paradoxaal. In de DWDD gisteren was die vroegere politieke naïviteit er zeker niet, en was er kracht, doordachtheid en onontkoombare argumentatie. Dat voelt soms ongemakkelijk, maar dan omdat ze gelijk heeft.

Simons beschrijft hoe ze terecht een hekel heeft aan anderen die haar vertellen hoe ze te werk moet gaan tegen racisme, welk narratief ze zou moeten hanteren. Waarmee haar eigen verhaal en positie juist weer ontkend wordt.

In het interview in het NRC viel me heel iets anders op, iets persoonlijkers, waar ze spreekt over de relatie met haar vader. “In 1996 is hij overleden. Onze relatie is nog nooit zo goed geweest. Mensen moeten hard lachen als ik dat zeg, maar ik heb sinds zijn overlijden meer compassie voor hem.” Heel herkenbaar voor me. Compassie, ja dat zeker. Maar ook macht, over mijn eigen verhaal met name: het verdwijnen van een opgelegd narratief.