Twintig jaar geleden vond de vuurwerkramp plaats in Enschede. Het verwoestte de stad, het bracht de stad samen. Wij bleven er langer door in Enschede wonen dan we dachten, de ontploffingen maakten ons van (oud-)student tot Enschedeër. Het was het moment waarop Enschede ons thuis werd, niet alleen een tijdelijk verblijf. In de afgelopen dagen heb ik er veel aan teruggedacht, door het lezen van het deze maand verschenen boek Brief aan Marcel van Danny de Vries, waarin ik meermalen opduik (ik wist dat hij vooraan stond bij de explosies, want ik had hem getipt). Ik heb vorige week ook mijn eigen herinneringen aan die dag en de dagen erna nu maar eens opgeschreven voor mezelf. Met hulp van Danny’s dagboeknotities kon ik sommige dingen ook beter in de juiste tijdsvolgorde plaatsen.
De vuurwerkramp heeft de levens van diverse mensen die ik ken ingrijpend veranderd, ook als ze niet direct door de ramp getroffen waren. Andere keuzes gemaakt qua beroep of levenshouding, en voor sommigen onverwerkt verlies en nog altijd sluimerende verwijten. Het litteken van de ontploffingen en brand in de stad zelf is vooral prachtig geheeld, met Roombeek een fraaie nieuwe wijk, rondom de krater en het monument. In de hoofden van mensen is dat soms anders. Op de website van de Gemeente Enschede staan na twintig jaar nog altijd, naast foto’s, alle condoleanceregisters. Als ik daar doorheen blader zie ik veel voor mij bekende namen, van buren, bekenden, collega’s, vrienden, verenigingsgenoten, familie, het is een gedetailleerde rouwfoto van het Enschede waarin we toen woonden.
Op het moment dat ik dit bericht plaats, luiden in Enschede van 15:25 tot 15:35 alle klokken, en hangen in de hele stad de vlaggen halfstok. We wonen sinds een paar jaar niet meer in Enschede, maar vandaag om half vier ben ik even weer Enschedeër, en denk ik even terug. Aan toen, toen de schokgolf door ons huis en mijn lijf joeg terwijl ik de gebaksschoteltjes van mijn verjaardag aan het opruimen was. De schokgolf die het fundamentele gevoel veilig te zijn in je eigen huis wegnam, en die zo voor altijd een scheidslijn trok tussen wie wel en niet in de stad was die dag. Aan de verwarring, de neerdwarrelende as en smeulende snippers in de straat en op onze kleren, de zwarte rook, zo zwart en zo dicht dat je hem ‘s-nachts nog zag uit ons woonkamerraam, de stank, de sirenes, de ongewisheid over vrienden, de mensen die ons grijs van as en stof met wat spullen of een huisdier onder de arm wezenloos tegemoet kwamen lopen, de stad die dagenlang knarste onder mijn voeten van al het gesprongen glas. Aan het verdriet bij de aanblik van de verwoesting, toen de zwarte rook eindelijk optrok.
Dat verdriet is niet moeilijk om weer te voelen. Toen ik het dagboek van Danny las vorige week, bij het opschrijven van mijn herinneringen, bij het lezen van de terugblikken op de site van Tubantia, en het teruglezen van de opnieuw gepubliceerde extra editie van zondag 14 mei, kwamen de emoties van toen weer omhoog.
Dichter Willem Wilmink (1936-2003), ook Enschedeër, schreef onderstaand gedicht ‘Enschede huilt’ over de vuurwerkramp. Dat hebben we toen zeker gedaan. Staand met Elmine aan het hek om het verwoeste Roombeek, onder de ogen van een zich wat ongemakkelijk voelende Groningse ME-er, en een Franse journalist afschuddend. Toen ik Danny na een paar dagen weer in levende lijve terugzag en we elkaar woordeloos omhelsden. En op elkaars schouders, tijdens een eigenlijk bizarre kroegavond in de sociëteit van onze studentenvereniging, toen in een kleine groep de ontlading kwam na de Stille Tocht waaraan honderdduizend mensen deelnamen. Een jaar later ook, toen ik heel kort na 9/11 bij ground zero stond en de stank me onverwacht en overrompelend terugbracht naar de vuurwerkramp. “Huil dan maar aan één stuk door” schrijft Wilmink. Zo was het niet, en zo is het niet, voor mij, maar in de afgelopen dagen heb ik wel af en toe opnieuw een traan gelaten.
Ons is persoonlijk niets overkomen daar en toen, zoveel anderen om ons heen in de stad wel. Maar die gigantische schokgolf van de laatste explosie, die zit in me, ook na twintig jaar.
Enschede huilt
Een buurt, die wel veel zorgen had,
maar die ook vol verhalen zat,
vol humor en gezelligheid,
die buurt zijn we voor eeuwig kwijt.
Daar waar het vol van kinderen was,
verschillend van geloof en ras,
maar in hun spel gelijkgezind
loopt nu geen enkel kind.
In de oorlog stond de stad in brand
op Pathmos, Zwik en Hogeland:
meer dan een halve eeuw nadien
kun je daarvan nog sporen zien.
Nu is, in de heerlijke maand mei,
bij vogelzang, zo vrij en blij,
de stad opnieuw iets aangedaan
dat nooit en nooit voorbij zal gaan.
Arm Enschede, verberg je in
de armen van je koningin
en huil, want daar is reden voor
en huil dan maar aan één stuk door.
Mentions